Voor de opmaak van het interventiedossier wordt een vaste symbolenset gebruikt. Op die manier zijn de kleurcodes, de iconen en de opmaak van de plannen voor elk dossier identiek. Dat vergroot de leesbaarheid voor de brandweer.

In de tekentool van DIP wordt er gewerkt met een achtergrondlaag en een voorgrondlaag. Telkens vind je een iconenoverzicht terug in de ‘bibliotheek’ rechts naast het plan. De iconen zijn gegroepeerd per thema en kan je op het plan plaatsen indien van toepassing. In de achtergrond vind je iconen terug die te maken hebben met de constructie van het gebouw en de verschillende zones. In de voorgrond vind je iconen terug die te maken hebben met de aanwezige voorzieningen en gevaren.

Achteraan het interventiedossier zelf (in de finale pdf) wordt de symbolenset samengevat in een legende. Deze legende wordt door DIP automatisch toegevoegd tijdens het aanmaken van de pdf.

Object

Symbool Betekenis
Verdiepingen

Dit geeft het aantal bouwlagen aan, zowel bovengronds ondergronds aan. In het bovenste vakje schrijf je het niveau van de hoogste bouwlaag (bv. 2), in het onderste vakje dat van de laagste bouwlaag (bv. 0).

Verwijzing plannummer

Bij opdeling van het terrein in zones zal op de deelplannen een verwijzing naar het paginanummer van de naastliggende zone vermeld zijn.

Buitenaanleg en zones

Symbool Betekenis
Waterloop

Waterweg, rivier, vijver, beek ...

Auto(snel)weg
Hoofdweg
Secundaire weg / lokale weg
Berijdbare aardeweg, kiezelweg, noodwegenis
Treinspoor

Eenrichtingsverkeer

Symbool Betekenis
Berijdbare interne weg

Interne wegen moeten voldoende draagkracht hebben voor brandweerwagens: 13 ton asbelasting. Let ook op voor regenwaterputten en infiltratiebekkens. Deze hebben meestal onvoldoende draagkracht.

Grasdallen, gewapend gras ...

Interne wegen aangelegd met grasdallen, verharde ondergrond,… die voldoende draagkracht hebben voor brandweerwagens: 13 ton asbelasting.

Opstelplaats

Plaats waar de brandweer haar voertuigen opstelt. Dit wordt vooraf bepaald door de brandweer. Het symbool wordt door ook de brandweer op het plan geplaatst.

Zone met een bijzonder gevaar + pictogram

Omwille van hoogspanning elektriciteit, radioactieve-, ioniserende straling, biohazard of andere schadelijke producten die in de ruimte aanwezig zijn, mag deze plaats niet betreden worden door de brandweer. Gebruik de gele arcering steeds in combinatie met het pictogram van het desbetreffende gevaar.

Ondergronds object

Hiermee geef je de contour aan van een ondergronds bouwvolume.

Lagere delen - dakrand
Verticale circulatie

Hiervoor gebruikt de brandweer een oranje arcering. Kan gebruikt worden voor het aanduiden van een trap, lift of hellend vlak die al op voorhand op het plan ingetekend was.

Kelderverdieping: detailplannen

Wordt gebruikt bij aanwezigheid van een kelder waarvan de oppervlakte kleiner is dan deze van het gelijkvloers. Hiermee kan je het grondplan van de kelder verwerken in het plan van het gelijkvloers.

Conciërgewoning: detailplannen

Op de detailplannen duid je de specifieke locatie van de conciërgewoning aan door middel van een grijs vlak voor het deel conciërgewoning. Het pictogram ‘voorziening conciërge’ voeg je toe bovenop het vlak.

Zonnepanelen

Als er zonnepanelen aanwezig zijn, zal er een dakplan opgemaakt worden waarop de zone(s) aangegeven zijn met gele arcering. De locatie van de omvormers worden weergegeven met de gele driehoek met vermelding ‘Omvormers’.

Zone contour

Een complex terrein kan onderverdeeld worden in verschillende zones om de leesbaarheid van de plannen voor de brandweer te vergrote. De afbakening van de verschillende zones gebeurt in overleg met de brandweer.

Gebouw contour

Op het inplantingsplan worden de gebouwen grijs gearceerd en met zwarte omkadering weergegeven.

Zone omliggende gebouwen

Op het inplantingsplan worden de omliggende gebouwen lichtgrijs gearceerd met zwarte omkadering weergegeven.

Perimeter

De brandweer kan een perimeter instellen die de toegang bepaald tot de site tijdens een incident. Dit icoon wordt enkel door de brandweer gebruikt.

Hekwerk

Aanduiding van een fysieke afbakening aanwezig op of rond het terrein.

Paaltjes

Vaste paaltjes die door de brandweer al dan niet weggenomen kunnen worden.

Benamingen

Symbool Betekenis
Controlekamer

Dit icoon zal over het algemeen enkel gebruikt worden bij bedrijven. De controlekamer is 24/7 bemand. In dit lokaal bevinden zich de controle- en bedieningspanelen van de aanwezige actieve brandbeveiligingsinstallatie, noodstoppen en bijzondere bedieningen op vraag van de brandweer. Het wordt gebruikt op het voorblad, inplantingsplan en detailplan. Met dit pictogram kunnen de interventieploegen op een vlotte manier de aanwezige controlekamer terugvinden.

De andere benamingen van specifieke ruimtes (keuken, magazijn … ) worden alleen tekstueel aangeduid.

Toegangen

Symbool Betekenis
Sleutelkluis

Er is een sleutelkluis aanwezig. De in dit voorbeeld aangegeven ‘G’ (Gent) zal verschillend zijn voor de respectievelijke brandweerposten van Brandweerzone Centrum. Het rode icoon wordt automatisch geplaatst op het voorblad.

Sleutelkluis

Zet het gele icoon op de foto's en plannen op de precieze locatie van de sleutelkluis (of gebruik een pijl om naar de precieze plaats te verwijzen).

Meerdere sleutelkluizen

Als een bedrijf meerdere sleutelkluizen heeft, zullen die normaal dezelfde inhoud bevatten, zo niet zullen de sleutelkluizen en sloten een nummer krijgen. Aan bedrijven wordt werken met sleutelkluizen met een verschillende inhoud zeker afgeraden.

Sleutel

Bij iedere deur die geopend kan worden met een sleutel uit de sleutelkluis wordt dit pictogram toegevoegd.

Conciërge of bestendige bewaking

Bij permanente aanwezigheid van minstens 1 personeelslid of bewaker, 24/7.

Terreiningangen / terreintoegang opvangpunt

Met een volle rode pijl duid je de hoofdtoegang van het terrein aan. Indien er meerdere zijn, kan je een nummer toevoegen en dit nummer ook gebruiken in het tekstuele deel van het interventiedossier (onder het hoofdstuk ‘toegang’).

Neventoegang terrein

Met een wit opgevulde rode pijl duid je de neventoegang van het terrein aan. Indien er meerdere zijn, kan je een nummer toevoegen en dit nummer ook gebruiken in het tekstuele deel van het interventiedossier (onder het hoofdstuk ‘toegang’).

Hoofdingang gebouw

Dit duidt de hoofdingang van het gebouw aan.

Neventoegang gebouw

Andere ingangen dan de hoofdingang.

Doorgangen

Looplijnen worden aangeduid met een groene lijn. Deze lijn geeft de gemakkelijkste weg aan binnen een gebouw.

Nooduitgang

Een nooduitgang is een uitgang die van binnenuit kan worden geopend (meestal deuren met paniekstang of panieksluiting).

Verzamelpunt

Een of meerdere verzamelplaatsen worden aangegeven. De locatie van deze verzamelpunten mogen de werking van de brandweer niet hinderen.

Terrein met grote niveauverschillen

Indien het terrein van het object grote verschillen van hoogte vertoont, zullen er op de meest cruciale punten een hoogtepeil aangebracht worden.

Parkeerplaatsen
Beperkte breedte

Maximale breedte aanduiden in meter.

Beperkte hoogte

Maximale hoogte aanduiden in meter.

Maximum toegelaten tonnage

UITLEG

Gevaren

Op het voorblad worden symbolen gebruikt om het gevaar in het algemeen aan te duiden. Uiteraard gaat het hierbij om gevaren die in substantiële hoeveelheid aanwezig zijn. De gevaren verschijnen, samen met de voorzieningen, automatisch op het voorblad. Dat gebeurt op basis van wat er ingevoerd wordt onder het hoofdstuk ‘Voorzieningen’ en met een prioriteit of volgorde die door de brandweer bepaald wordt. Zo heeft de brandweer meteen een overzicht van de belangrijkste gevaren en voorzieningen op het terrein.

Op het inplantingsplan en de detailplannen zal je alle symbolen ook moeten aanduiden op de (zo exact mogelijke) plaats van het aanwezige gevaar. Op die manier weet de brandweer waar de gevaren zich precies op de site bevinden. Op de detailplannen kunnen eventueel ook kleinere hoeveelheden van gevaren (bv. gevaarlijke stoffen) aangeduid worden met deze symbolen.

Symbool Betekenis
Brandgevaarlijke stoffen

Aanwezigheid van ontvlambare stoffen.

Explosieve stoffen

Aanwezigheid van ontplofbare stoffen. Explosieve stoffen zijn in dit geval: opslag munitie, vuurwerk ... Dit zijn geen explosieve stoffen: gasflessen, stof ...

Giftige stoffen

Aanwezigheid van giftige (toxische) stoffen.

Corrosieve stoffen

Aanwezigheid van bijtende stoffen. Bijtend voor metalen. Huidcorrosie, ernstig oogletsel.

Houder onder druk

Aanwezigheid van gasflessen. Onder gasflessen worden, bij het opmaken van een interventiedossier, alle gasflessen in het algemeen bedoeld. Ook onbrandbare gassen zoals stikstof en CO2 worden hiermee aangeduid. Naast de opslagplaats van de flessen wordt ook de vaste plaats waar ze gebruikt worden op het detailplan aangeduid. Is die er niet, dan wordt enkel de opslagplaats van de flessen vermeld.

Oxiderende stoffen

Aanwezigheid van brandbevorderende stoffen. Oxiderende gassen, vloeistoffen en vaste stoffen.

Gevaarlijk voor de gezondheid op de lange termijn

Bijvoorbeeld sensibilisatie van de luchtwegen, mutageen, kankerverwekkend, allergeen ...

Milieugevaarlijke producten

Acuut of chronisch gevaar voor het aquatisch milieu.

Opgelet gevaar / schadelijk

Aanwezigheid van irriterende stoffen (schadelijk, minder giftig). Risico op acute toxiciteit, huidirritatie, oogirritatie, huidsensibilisatie ...

Aanwezigheid van een labo
Gevaar voor ontwikkeling van brandbare gassen in contact met water

Aanwezigheid van stoffen die in contact met water brandbare gassen vormen. Deze stoffen mogen dus niet met water geblust worden.

Niet met water blussen
Bovengrondse - en/of ondergrondse tanks

Naargelang de aanwezige tanks ondergronds of bovengronds zijn wordt, één van deze pictogrammen gebruikt. Voeg ook toe hoeveel m³ en welke stof erin aanwezig is. Voor tankparken wordt de ligging van de tanks aangeduid en worden ze genummerd. In een afzonderlijke lijst wordt dan de aard van het product in de tank vermeldt, de inhoud en afmetingen.

Redding op hoogte of diepte

Mogelijkse inzet van het RED-team van de brandweer voor evacuatie van personen op grote hoogte of diepte.

Gevaarlijke elektrische spanning

Als er zich installaties bevinden met een gevaarlijke spanning, dan wordt dit symbool geplaatst op het voorblad. Op de plannen wordt dit symbool gebruikt op de locatie van de belangrijke elektrische schakelkasten. De letters LS, HS en NG wijzen op laagspanning of hoogspanning en noodgenerator. Specifiek voor de hoogspanningsinstallatie geldt dat deze ruimte enkel betreden mag worden onder strikte voorwaarden door bevoegde personen. Gebruik het pictogram ‘Hoogspanning’ (HS) in combinatie met de gele opvulling voor een zone met een bijzonder gevaar (zie ‘Buitenaanleg en zones’).

Neon

Gebruik van neonverlichting (voornamelijk bij aanwezigheid van grote reclamepanelen).

Laserstraal

Aanwezigheid van een lasertoestel.

Zonnepanelen

Aanduiding van fotovoltaïsche installaties.

Hoge temperaturen

Dit symbool wordt gebruikt voor ruimtes waar er een hoge temperatuur is (vanaf 250°C).

Lage temperaturen

Dit symbool wordt gebruikt voor ruimtes waar er een lage temperatuur is (vanaf -18°C).

Stoom onder druk

Aanduiding van installaties die werken met stoom (onder druk).

Elektromagnetische straling

Aanwezigheid van niet-ioniserende straling. Voorbeelden hiervan zijn: magnetronstraling, infraroodstraling en ultraviolette straling.

Atmosfeer met explosiegevaar

Dit symbool wordt gebruikt om aan te duiden dat er zich een atmosfeer met explosiegevaar kan vormen.

Gasinstallatie

Aanduiden van installaties die werken op gas.

Biohazard

Deze ruimten zullen enkel mogen betreden worden onder strikte voorwaarden en door de bevoegde personen. Op de plannen geef je het pictogram weer in combinatie met de gele arcering voor de ruimten ‘Niet te betreden door de brandweer’.

Magnetische velden

Deze ruimten zullen enkel mogen betreden worden onder strikte voorwaarden en door de bevoegde personen. Het icoon zal steeds aangegeven zijn in combinatie met de gele arcering voor ruimten ‘Niet te betreden door de brandweer’.

Radioactieve stoffen of ioniserende straling

Deze ruimten zullen enkel mogen betreden worden onder strikte voorwaarden en door de bevoegde personen. Het icoon zal steeds aangegeven zijn in combinatie met de gele arcering voor ruimten ‘Niet te betreden door de brandweer’.

Accu's of batterijen

Gevaar voor lekkend batterijzuur.

Asbest

Aanwezigheid van asbest

Ondergrondse parking

Dit wordt gebruikt op het voorblad. Het icoon geeft de hoeveelheid parkeerplaatsen aan die verdeeld zijn over het aantal ondergrondse verdiepingen.

Bovengrondse parking

Dit wordt gebruikt op het voorblad. Het icoon geeft de hoeveelheid parkeerplaatsen aan die verdeeld zijn over het aantal bovengrondse verdiepingen. Opgelet, dit betreft geen parkeerplaatsen in openlucht op eigen terrein.

Autolift

Op het voorblad: vink aan bij het hoofdstuk ‘voorzieningen’. Op de plannen: maak gebruik van het constructie-element ‘lift’ (achtergrondlaag) en plaats vervolgens het pictogram ‘autolift’ in de voorgrond op deze lift

Afsluiters

Enkele iconen worden - indien van toepassing - ook al gebruikt op het voorblad. Enkele bijkomende iconen die in de plannen gebruikt kunnen worden:

Symbool Betekenis
Noodstop

Dit geeft de locatie aan van om het even welke noodstop. Geef ook aan (met tekst) welke installatie hiermee stilgelegd kan worden.

Gevaarlijke elektrische spanning

Als er zich installaties bevinden met een gevaarlijke spanning, dan wordt dit symbool geplaatst op het voorblad. Op de plannen wordt dit symbool gebruikt op de locatie van de belangrijke elektrische schakelkasten. De letters LS, HS en NG wijzen op laagspanning of hoogspanning en noodstroom. Specifiek voor de hoogspanningsinstallatie geldt dat deze ruimte enkel betreden mag worden onder strikte voorwaarden door bevoegde personen. Gebruik het pictogram ‘Hoogspanning’ (HS) in combinatie met de gele opvulling voor een zone met een bijzonder gevaar (zie ‘Buitenaanleg en zones’).

Waterafsluiter

Dit geeft de locatie van de hoofdafsluiter van de watervoorziening aan (blauw icoon). Dit kan zowel een afsluiter buiten het gebouw (watermeterput) als binnen het gebouw zijn. Indien er een sleutelkluis aanwezig is, zal de sleutel van de kast of put bij de afsluiter buiten in deze sleutelkluis voorzien worden. Als er een aparte afsluiter is voor de brandleiding, kan de locatie hiervan aangeduid worden met het rood icoon.

Gasafsluiter

Dit geeft de locatie van de hoofdafsluiter aan. Dit kan zowel een afsluiter buiten het gebouw (watermeterput) als binnen het gebouw zijn. Ook afsluiters van specifieke installaties worden hiermee weergegeven. Indien er een sleutelkluis aanwezig is, zal de sleutel van de kast of put bij de afsluiter buiten in deze sleutelkluis voorzien worden.

Afsluiter medische of industriële gassen (met label)

Als er in het gebouw of op de site medische of industriële gassen op leidingen worden gebruikt, dan gebruik je dit pictogram voor de afsluiter(s). Als label gebruik je de chemische samenstelling van het gas.

Stoomafsluiter

Dit geeft de locatie van de hoofdafsluiter aan. Vermeld ook de temperatuur van de stoom.

Andere afsluiters

Dit geeft de locatie van de afsluiter voor gevaarlijke producten (fuchsia) en riolering (bruin) aan.

Productopvang

Duid de opvang van bluswater aan met de blauwe versie van het icoon en de opvang van alle andere producten met de bruine versie.

Hulpbehoevende gebruikers

Symbool Betekenis
Baby's en peuters

Bijvoorbeeld in een crèche.

Bedlegerige personen

Bijvoorbeeld in een ziekenhuis.

Personen met beperkte mobiliteit

Instelling of afdeling specifiek gericht naar mensen met een beperkte mobiliteit.

Blinden en slechtzienden

Instelling of afdeling specifiek gericht naar blinde of slechtziende personen.

Doven en slechthorenden

Instelling of afdeling specifiek gericht naar dove of slechthorende personen.

Ouderen

Bijvoorbeeld in een woonzorgcentrum en rusthuis.

Psychiatrische patiënten

Bijvoorbeeld in een psychiatrische instelling of psychiatrische afdeling.

Brandbeveiliging

Symbool Betekenis
Muur stookruimte / stookplaats (vanaf 70 kW)

Wanden worden rood gearceerd met vermelding van de REI/EI waarde. Binnen de stookruimte wordt de energiebron vermeld: gas, stookolie, stoom …

Brandwand / compartimenteringswanden (+ RF-waarde)

Bij het inplantingsplan wordt in het object met rode lijn de compartimenten aangegeven. De REI/EI-waarde wordt er tevens bij vermeld. Op de detailplannen wordt dit herhaald (rode arcering van de muren).

Rookgordijn

In geval van brand rolt dit automatisch af. Het rookscherm zorgt ervoor dat rook- en verbrandingsgassen binnen de compartimenten blijven.

Watergordijn

Dit zal in werking treden bij brandalarm. Het watergordijn zorgt ervoor dat rook- en verbrandingsgassen binnen de compartimenten blijven.

Automatische installatie gasblussing

Automatische blusinstallatie die gebruik maakt van gassen: CO2, inerte gassen of chemische gassen.

Automatische blusinstallatie waterblussing

Object beveiligd door een automatische waterblussing.

Automatische blusinstallatie poederblussing

Object beveiligd door een automatische poederblussing.

Automatische blusinstallatie schuimblussing

Object beveiligd door een automatische schuimblussing.

Automatische blusinstallatie metaalbranden

Object beveiligd door een automatische blusinstallatie voor metaalbranden.

Gesprinklerde ruimte en sprinklerinstallatie

Dit wrdt gebruikt op de detailplannen. Aan elk lokaal welke gesprinklerd is, voeg je dit pictogram toe op het plan. Dit kan ook gebruikt worden voor koelinstalllaties bij tankenparken. Gebruik dit symbool eveneens om op de detailplannen de plaats aan te duiden waar de voeding van een watersproei-installatie (sprinklers, watergordijn, waterkoelinstallatie ... ) kan worden afgesloten.

Sprinkler bediening (afsluiter)

Dit wordt gebruikt op de detailplannen om de locatie van de afsluiter van da sprinklerinstallatie aan te duiden.

Vaste schuiminstallatie

Dit symbool komt bijna uitsluitend voor in tankparken en duidt de plaats aan waar de vaste schuiminstallatie zich bevindt.

Schuiminstallatie bediening (afsluiter)

Dit wrdt gebruikt op de detailplannen om de locatie van de afsluiter van de schuiminstallatie aan te duiden.

Middelen voor de brandweer

Symbool Betekenis
Bovengrondse - en/of ondergrondse watervoorraden of bluswaterput

Naargelang de aanwezige bluswaterreservoirs ondergronds of bovengronds zijn, wordt één van deze pictogrammen gebruikt. Bij de bovengrondse reservoirs worden ook (blus)vijvers gerekend. Naast of in het symbool wordt de capaciteit van het reservoir vermeld.

Opstelling Hydrosub

Pompinstallatie die kan voorzien worden door de brandweer voor het pompen van grote hoeveelheden water uit nabijgelegen open wateren.

Bluswaterpomp

Dit geeft de locatie van de pomp die door de brandweer kan gebruikt worden om watervoorraden (bluswater) te gebruiken.

Monitorlans

Een monitorlans komt over het algemeen enkel voor op grote bedrijfsterreinen. Het is een vaste of verplaatsbare straalpijp met een grote capaciteit die al dan niet gecombineerd wordt met schuimblussing (‘w’ indien watermonitor, ‘s’ indien schuimmonitor). Dit pictogram wordt gebruikt op het inplantingsplan.

Branddetectiecentrale

Het symbool wordt aangebracht op de plaats waar zich de hoofdbranddetectiecentrale bevindt. Er wordt hierbij dan ook verondersteld dat andere aanwezige centrales gekoppeld zijn aan deze hoofddetectiecentrale. Gebruik dit symbool ook indien er een herhaalbord aanwezig is. Gebruik het symbool 'Brandmeldcentrale: herhaalbord' om een herhaalbord aan te duiden. De tekst 'herhaal' zal verschijnen op het plan.

Rookluik

Dit wordt gebruikt op detailplannen in ruimten waar rookluiken aanwezig zijn.

Drukknop rookluik

Dit geeft op de detailplannen de locatie aan van de bedieningspanelen van de rookluiken.

RWA-installatie (rook- en warmteafvoer)

Dit wordt gebruikt op het voorblad om te melden dat er een rook- en warmteafvoerinstallatie aanwezig is. Dit kan invloed hebben op de manier waarop een gebouw dient betreden te worden.

Bediening RWA (rook- en warmteafvoer)

Dit geeft op de detailplannen de locatie aan van de bedieningspanelen van de rookluiken. Indien bij de bediening van de RWA een sleutel nodig is, zal deze beschikbaar gemaakt moeten worden voor de brandweer. Indien een sleutelkluis aanwezig is, kan deze hierin voorzien worden.

Hydranten op eigen terrein

Symbool Betekenis
Bovengrondse hydrant

Dit wordt gebruikt op het inplantingsplan en detailplannen. Het gaat hier over hydranten die op het terrein van het object gelegen zijn. Diameter van aanvoerleiding wordt vermeld.

Ondergrondse hydrant

Dit wordt gebruikt op het inplantingsplan en detailplannen. Het gaat hier over hydranten die op het terrein van het object gelegen zijn. Diameter van aanvoerleiding wordt vermeld.

Haspel zonder DPS-koppeling

Een axiale muurhaspel wordt aangeduid door een pijltje dat omhoog wijst. Dit symbool wordt uitsluitend op de detailplannen gebruikt. Het blustoestel wordt dikwijls in combinatie gebruikt met een aansluiting van een muurhydrant /DSP-koppeling.

Haspel met DSP-koppeling Ø 45

In vergelijking met een gewone haspel, zie hierboven, is er een onderdeel aan toegevoegd welk wijst op een DSP-koppeling Ø 45 mm.

Muurhydrant Ø 45

In vergelijking met de haspel met DSP-koppeling valt het middengedeelte weg. De rechterhelft geeft zoals bij de haspel aan dat het over een koppeling gaat met Ø 45 mm.

Varianten Ø muurhydranten

Voor de muurhydranten kunnen de DSP-koppelingen een grote diameter hebben: 70 of 110 mm. Voeg de juiste diameter toe via de labels.

Droge kolom – aftappunt Ø 45 of Ø 70

De cirkel is voor de helft rood ingekleurd. Het rechtergedeelte geeft het muurhydrant weer, dit met de respectievelijke diameter: 70 of 110 mm.

Droge kolom - voedingspunt Ø 45

Op de detailplannen duidt het de plaats aan waar de droge kolommen worden gevoed (droge leiding).

Varianten Ø droge kolom

DSP-koppelingen kunnen een grotere diameter hebben: 70 of 110 mm. Om deze diameter aan te geven zal het rechter gedeelte van het pictogram aangepast worden.

Noodplanning - opstelplaatsen

Deze iconen worden geplaatst door de brandweer en duiden aan waar de verschillende voertuigen geplaatst kunnen worden, waar het motorkapoverleg kan doorgaan, waar de medische hulp georganiseerd kan worden, wat de beste way in en way out is ...

Constructie object

Klik op 'achtergrond bewerken' om de verschillende bouwelementen aan te passen. Enkele iconen uitgelicht:

Symbool Betekenis
Muren met beperkte hoogte

Dit wordt aangeduid bij lagere muren waarbij men er in de meeste gevallen zonder ladder kan over stappen. Deze worden met een streeplijn aangeduid plus de vermelding van de hoogte.

Lift en liftpijl

Liften worden ingekleurd met oranje. De pijl duidt de toegang tot de lift aan. Indien het een prioritaire lift is, gelieve de letter ‘P’ in arcering toe te voegen.

Trappen

Trappen worden altijd maar gedeeltelijk weergegeven. De pijl duidt de stijgrichting aan (pijl naar rechts is een trap die naar een hoger niveau gaat, pijl naar links is een trap die van een lager niveau komt).

Hellend vlak

Het niveauverschil, uitgedrukt in meter, wordt hierin vermeld. De pijl duidt de stijgrichting aan.

Industriële tussenplatforms

Grotere industriële installaties kunnen open tussenplatforms hebben. Deze kunnen niet beschouwd worden als tussenverdiep(en) indien zij geen brandcompartimentering vormen. In dit geval wordt de zone waar zich dergelijke platform bevinden aangegeven met dit symbool.

Niet toegankelijke ruimte

Technische schachten, schoorstenen, vides … worden aangegeven door het tekenen van de diagonalen binnen deze ruimten.